In dit deel zal ik de eerste haaksteken laten zien die je telkens opnieuw zult gebruiken. Elk gehaakt werkstuk begint met deze steken.
In dit deel komt de schuifknoop, de slipsteek, lossen en de ketting van lossen aan bod. De steken zullen begeleid worden met een hoop foto´s (met dank aan Grote Man) en een heldere werkbeschrijving.
In dit deel zal ook het eerste oefenpatroon worden geplaatst, hiermee kun je je pasgeleerde steken mee oefenen plus een nieuwe techniek. Ik waardeer het zeer als je feedback zou willen achterlaten op zowel deze post als het patroon. Geef je mening!
Het eerste begin
Ik hoop dat je, voordat je echt begint, voor jezelf hebt besloten even hebt gevoeld wat een fijne manier is om je haaknaald en je garen vast te houden. Zoniet, geen probleem, je zult gaandeweg merken wat je fijn vindt.
Ik hoop dat je, voordat je echt begint, voor jezelf hebt besloten even hebt gevoeld wat een fijne manier is om je haaknaald en je garen vast te houden. Zoniet, geen probleem, je zult gaandeweg merken wat je fijn vindt.
Elk gehaakt of gebreid werkstuk begint met een schuifknoop. Dit is de manier om het garen vast te zetten zodat je ermee kunt gaan werken.
Daar gaan we!
Schuifknoop
Kruis het garen |
Neem het garen in je linkerhand. Vouw de draad dubbel zodat je een end hebt dat van de bol afkomt (werkdraad) en het echt draaduiteinde. Kruis deze over elkaar (uiteinde over werkdraad).
Houd het garen vast |
Stop duim en wijsvinger door de lus en trek de werkdraad erdoor.
Werkdraad door de lus halen met duim en wijsvinger |
Werkdraad er helemaal doorheen halen en de knoop aantrekken |
Trek aan en schuif de ontstane lus op je haaknaald.
Dit is een schuifknoop.
Losse
Met de schuifknoop heb je ook het begin voor een ketting. Die maak je met lossen. De ketting is de basis waar je je werkstuk “op” gaat maken.
In principe haak je heen en weer als je plat werkt en in het rond voor het maken van een cirkel of een cilinder. Deze twee manieren worden binnenkort uitgelegd. Voor nu gaan we alleen plat werken.
We gaan nu de lossenketting maken. Hierin maak je je eerste echte rij of ronde. Voor de ketting gebruik je de steek “losse”. Deze lossen maak je achter elkaar.
Een losse gaat als volgt:
Stop je haaknaald in de lus van de schuifknoop.
Haaknaald in je rechterhand en het garen in je linkerhand (de werkdraad).
Sla de werkdraad over de haak heen (van rechtsachter naar linksvoor).
Met het haakje, trek het garen door de lus van de schuifknoop.
Dit is 1 losse.
Ketting
Een ketting van 7 lossen |
Voor een ketting van lossen herhaal je de bovenstaande stappen volgens het patroon dat je hebt. Laten we zeggen dat het patroon zegt: “Maak een ketting van 7 lossen”. Dit betekent dat nadat je de schuifknoop op de haaknaald hebt gedaan dat je bovenstaande stappen zeven keer moet herhalen. Dit betekent ook dat altijd, maar dan ook altijd, er 1 lus op de haaknaald blijft. Deze telt niet mee als een steek. De lossen kun je tellen door de “v-tjes” aan de voorkant van de ketting te tellen of de bobbels aan de achterkant van de ketting.
Steken kunnen boven in de ketting gedaan worden, onder beide lusjes door of ze kunnen door de bobbels op de achterkant gemaakt worden.De laatste methode is mijn favoriet omdat het makkelijker tellen is en de haaknaald is er makkelijker doorheen te krijgen.
Een patroon zal je vertellen hoe de steken van de volgende rijen gemaakt moeten worden. In een patroon kan worden beschreven of de steek in de voorste lus, achterste lus of beide lussen gemaakt moet worden. Dit is belangrijk voor de komende steken die beschreven worden in de cursus. Zegt een patroon niets? Dan kun je er van uit gaan dat je je steken onder beide lussen door mag maken.
Hieronder een paar foto's van hoe je je steken kunt plaatsen:
Dit is insteken in de achterste lus (elk v-tje is een steek). Dit geeft een ribbel aan de voorkant van je werk.
Dit is insteken in de voorste lus. Dat zal dan een ribbel opleveren aan de achterkant van het werk.
En als laatste, dit is hoe een standaard steek werkt: je stopt de naald onder beide lussen door.
Halve vaste
In deze les wil ik je ook de halve vaste laten zien. De halve vaste wordt vooral gebruikt om rondes af te sluiten (als je in het rond werkt), of als een rand. Het geeft een platte, stevige rand om je werkstuk.
Als je een halve vaste wilt maken voer je de volgende stappen uit:
Steek de haaknaald in de steek
Werkgaren over de haaknaald heenslaan
Trek het garen zowel door de steek als door de lus op de haaknaald. Halve vaste is klaar!
Even als voorbeeld voor methoden waarbij de halve vaste gebruikt wordt:
Dit is een halve vaste in de onderkant van een ketting (zoals ook in het oefenpatroon beschreven wordt).
En hierboven rijtje halve vasten gemaakt als randafwerking op een werkje.
Wat betreft patronen lezen kan ik maar een advies geven: doe wat het zegt. Ik had in het begin de grootste moeite om het een patroon te volgen omdat ik dacht dat er altijd een onderliggende gedachte was. Maar dat is echt niet zo. Het is heel zwart wit wat dat betreft. Gewoon doen wat het zegt. Mocht je vragen hebben, schroom alsjeblieft niet om ze te stellen!
Bij het eerste oefenpatroon zal ik je nog op weg helpen door het patroon zelf makkelijker en duidelijker te maken dan een standaardpatroon. Een standaarpatroon werkt altijd met afkortingen bijvoorbeeld, die zal ik nog even links laten liggen en alles voluit schrijven. Ik houd wel de indeling aan van hoe ik patronen schrijf zodat je een idee krijgt hoe patronen zijn opgebouwd.
Het eerste oefenpatroon is iets kleins, leuks en fleurigs! Het is een patroon voor armbandjes die je zelf zo gek kunt maken als je zelft wilt. Het patroon is hier te verkrijgen als download en ook is hij terug te vinden in de Ravelry Database.
Veel plezier ermee en hopelijk zie ik je projectje terug ergens op het net of in de Ravelry project pagina!
Ik haak al geruime tijd en heb nog nooit zo duidelijk de beginselen zien uitleggen, zal zeker beginners hierheen verwijzen !
BeantwoordenVerwijderen